“Waarom laten jullie die vrouw haar gang niet gaan? Want ze heeft iets goeds voor Mij gedaan.” Mattheus 26:6-13
Het is een bijzonder moment in de dagen voorafgaand aan Pasen en het hoogtepunt van Jezus’ aardse bediening.
Na zijn triomfantelijke intrede in Jeruzalem, de beroering en teleurstelling in de tempel met de geldwisselaars, ontspande Jezus zich met zijn vrienden en geliefden.
Het was gebruikelijk en uit respect om de voeten te wassen en een eregast te zalven met olie. Toch was dit om onbekende redenen niet gebeurd. Namen zijn vrienden en familie, die vertrouwd met Hem waren, Zijn aanwezigheid als vanzelfsprekend? Een andere interpretatie suggereert dat de farizeeër, hoewel hij Jezus had uitgenodigd in zijn huis, hem deed inzien dat zijn leer niet overeenkwam met de officiële versie en daarom zijn respect niet verdiende.
Maria, huilend en geknield aan Jezus’ voeten, legt een doek over zijn haar en parfumeerde het vervolgens. Alleen al in deze ene handeling kunnen we haar nederigheid, haar liefde en haar volledige toewijding aan Jezus waarnemen. Haar hart werd voor iedereen blootgelegd om te zien, te bekritiseren en te bewonderen.
Het herinnert ons er ook aan dat ons hart nederig moet zijn in de aanwezigheid van Jezus, dat we kwetsbaar worden als we ons buigen voor Zijn liefde, vergeving zoeken, onze noden of devotie uitdrukken.
De wereld moedigt ons niet aan om kwetsbaar te zijn, maar om een pantser om ons heen te bouwen, om onze zwakheden te verstoppen om de wereld te laten zien hoe hard we zijn. Natuurlijk is dit een leugen, we zijn allemaal kwetsbaar, vol onzekerheid, we hebben aspecten van ons leven die aandacht nodig hebben.
De publieke getuigenis van onze genegenheid voor de Heer maakt wezenlijk deel uit van onze geloofsbelevenis bij het Leger des Heils.